Na woningbrand woont Adrian in zijn schuurtje

De Poolse Adrian kwam in 2007 voor het eerst naar Nederland om hier te werken. Van zijn verdiende geld kocht hij een aantal jaar geleden een oude arbeiderswoning. Vorig jaar sloeg het noodlot toe: zijn huis ging in vlammen op. Hij verbleef daarna afwisselend in ho(s)tels, bij vrienden en familie en de winteropvang. Sinds maart leeft hij in een schuurtje in zijn tuin totdat zijn huis weer bewoonbaar is.

De renovatie begint op te schieten. De muren zijn opnieuw gestuct, de vloer gelegd, de bovenverdieping is hersteld en er is een nieuwe trap geplaatst. Maar een keuken ontbreekt en ook de badkamer is nog een kale, lege ruimte. ‘Douchen doe ik bij vrienden.’ Adrian is zenuwachtig. Hij wil zijn verhaal vertellen, maar dat ook goed doen. Hond Fibi, sinds 2019 zijn steun en toeverlaat, helpt hem zich te ontspannen. Ook zijn vriend Marek is erbij als hij terugblikt op vorig jaar zomer. 

‘Ik was in de keuken bezig toen ik wat hoorde. Ik ging naar de woonkamer en tilde de zware deken op die op mijn bank lag. Meteen sloegen de vlammen eruit. Het ging echt van whoosh.’ Het eerste wat hij deed was Fibi roepen. ‘Fibi was het enige waar ik me druk om maakte. Zij was eigenlijk slimmer dan ik want ze liep naar de voordeur, om de straat op te kunnen gaan, maar ik riep haar terug en bracht haar naar de tuin.’

Onbewoonbaar

Achteraf hoort hij dat de brand waarschijnlijk is ontstaan door zijn telefoon die aan de oplader lag en in zijn bank is gevallen. Zonder telefoon kan hij ook geen hulp inroepen, maar gelukkig bellen de buren de brandweer. Die is er binnen een kwartier, maar dan is het al te laat. Alles is in vlammen opgegaan en Adrians huis is onbewoonbaar.

Dat het vuur zo snel om zich heen grijpt, komt omdat Adrian zijn huis ook als opslag gebruikt van zijn handelswaar. ‘Ik had tegen allerlei muren voorraden Yerba Mate liggen. Die droge theebladeren vatten snel vlam.’ Gelukkig komt hij er zelf met wat brandwonden aan zijn voorhoofd vanaf. ‘Dat is het allerbelangrijkste: ik leef nog en ik heb ook Fibi op tijd in veiligheid weten te brengen. En mijn vriend Alex, die bij me inwoonde, was gelukkig net op bezoek bij zijn familie.’

Hectische tijd

Daarna volgt een hectische tijd. Vanuit het ziekenhuis waar hij werd behandeld voor zijn brandwonden wordt hij naar een hotel gebracht. ’65 kilometer verderop! Waarom zo ver weg was mij niet duidelijk.’ Na twee dagen wordt hij daar opgehaald door een vriend. Samen proberen ze uit te zoeken hoe het nu verder moet. ‘Ik had geen telefoon, geen kleren, niks meer. En ik kon mijn huis niet in want dat was dichtgetimmerd.’

Ze gaan naar de politie en de brandweer. Die adviseren om contact op te nemen met zijn verzekeraar. ‘We hebben wel 100 telefoontjes per dag gepleegd naar de verzekeringsmaatschappij. Het was zo’n geregel. En ik ben langsgegaan bij mijn werk om te vertellen wat er was gebeurd. Ze schrokken toen ze me zagen, want ik had een groot verband om mijn hoofd.’

Winteropvang

Hij overnacht die eerste maand achtereenvolgens bij een vriend, in een hostel en daarna, op kosten van de verzekering, in een hotel. In oktober gaat hij naar Polen om de 18e verjaardag van zijn zoon te vieren, die daar bij zijn ex-vrouw woont. Daar gaat het mis. Adrian is alcoholist, maar drinkt al een hele tijd niet meer. ‘Ik maakte de fout te denken dat ik het bij een paar biertjes kon houden. Maar als je alcoholist bent, lukt dat niet.’

Hij blijft zes weken in Polen waar hij wordt behandeld voor zijn verslaving en mentale problemen, en komt daarna terug naar Nederland. Weer verblijf hij eerst bij een vriend en daarna in een hotel. Als dat in januari de deuren sluit, klopt hij aan bij de winteropvang. ‘Overdag konden we daar niet zijn, dus ik liep hele dagen op straat. Het regende en regende. Ik was doornat.’

Eenzaam

Als de winteropvang in maart dichtgaat, besluit hij in het schuurtje achter zijn huis te gaan wonen. Dat is soms best zwaar, en vooral eenzaam. ‘Ik ben af en toe best depressief. Dan is het verleidelijk om weer te gaan drinken. Zeker omdat er niemand is die tegen me zegt dat ik dat beter niet kan doen. Dus soms gaat het dan weer mis.’

Adrian is de eerste om te erkennen dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen daden. ‘Het is mijn fout hoor, niet die van iemand anders. Ik heb al eens 2,5 jaar niet gedronken, maar daarna kreeg ik toch een terugval. Nu kan ik ook maanden niet drinken, om dan toch weer voor de bijl te gaan. Therapieën hebben tot nu niet geholpen, dus ik wil nu ook even geen professionele hulp. Mijn probleem is dat ik niemand vertrouw.’

Niet opgeven

Op dit moment leeft Adrian van een uitkering. Hij vult zijn dagen met Fibi, en gaat regelmatig langs bij vrienden. Het contact met zijn zoon, moeder en zus in Polen verloopt meestal per telefoon. Zijn vader die elders in Nederland werkt, ziet hij regelmatig. ‘Hij is mijn idool. Ik ken geen betere mensen dan mijn vader en moeder.’ Hij wil graag weer aan het werk, maar wel pas als hij zich weer elke dag kan douchen. ‘Je gaat niet stinkend naar je werk.’

Adrian hoopt dat zijn woning voor de winter klaar is, en als dat niet lukt, probeert hij de nachten weer door te brengen in de opvang. Hij wanhoopt niet. ‘Kennelijk vond God dat ik me moest realiseren dat ik al veel had, maar dat niet besefte. En ik ben al vaker weer opgeklauterd. Het maakt niet uit hoe vaak je valt, als je maar weer opstaat. Dat geldt ook voor mij. Ik geef niet op en ik klaag niet. Ik weet als geen ander dat je leven elke seconde kan veranderen, in negatieve maar zeker ook in positieve zin.’