‘Ik heb het straatleven kunnen overleven, juist door alles wat er vroeger is gebeurd’

Davy heeft een gewelddadige jeugd en verlaat op zijn 18e voorgoed het ouderlijk huis. De jaren daarna verblijft hij onder andere bij familie, in een auto, een hotel, de opvang en in een tentje op een landgoed. Ondertussen probeert hij de trauma’s uit zijn jeugd te onderdrukken met alcohol en drugs. Tot hij het roer omgooit. Nu is hij clean, heeft al vier jaar een woning en begeleidt hij als veldwerker dak- en thuisloze mensen.

Bij het inloophuis waar Davy langsgaat, is de lunch net voorbij. Een aantal mensen zit nog even lekker buiten in het zonnetje een sigaret te roken. Davy steekt er ook eentje op en steekt van wal. ‘Vanaf mijn vierde ben ik echt zwaar mishandeld door mijn vader. Klappen met de riem, met de platte of de ronde stok. Stompen tegen mijn neus, tot bloedens toe. Als ik lawaai maakte, mijn bord niet leegat. Ik wist al hoe laat het was door de manier waarop hij de oprit op kwam rijden, de deur opendeed, zijn sleutel weggooide. Als ik van huis naar school liep, dan viel de spanning van me af. En als ik van school naar huis kwam, dan bouwde die spanning zich meteen weer op.’

Op zijn 18e pikt hij alle mishandelingen en vernederingen niet langer en verlaat het huis. Daarna volgen vele jaren van ups en downs. Hij woont overal en nergens: bij zijn tante, in zijn auto, en brengt ook een tijdje in detentie door. Maar hij krijgt ook een relatie, een kind en een eigen huis. Totdat de relatie met de moeder van zijn zoontje in 2010 uitgaat. ‘Ik wilde dat mijn ex en mijn zoontje die toen 2,5 was in ons huis konden blijven wonen, dus ik ging naar een hotel. Ik kon dat prima betalen omdat ik als pijpfitter/lasser aan de slag was bij Gasunie. Ik dacht: ik red me wel.’

Traumatherapie

Maar het loopt anders. Het trauma uit zijn jeugd komt keihard naar boven. “Toen is het goed misgegaan. Het hotel waar ik verbleef, zat boven een café. Een café voelde vertrouwd want mijn tante, waar ik als kind woonde als het thuis niet meer ging, had ook een café. Dus daar voelde ik me op mijn gemak.” Davy zit iedere avond te drinken en gaat cocaïne gebruiken om het maar vol te houden tot sluitingstijd. Om dan daarna, om te kunnen slapen, cannabis te roken. Een half jaar lang gaat hij zo door. Werken lukt op een gegeven moment niet meer en hij beseft dat er iets moet gebeuren.

Op zijn 31e begint hij aan traumatherapie. ‘Daar kwam ik erachter dat wat ik altijd normaal had gevonden, niet normaal was. Dat was wel een shock voor mij.’ De therapie rijt oude wonden open. ‘Ik kon niet toegeven dat het zwaar was. Want ja, je trekt die beerput open en als je die beerput opentrekt, dan kun je er geen deksel meer opdoen. Dat vond ik heftig. Dus de enige manier om ermee om te gaan was voor mij weer naar het café te gaan, weer dat vertrouwde gevoel op te zoeken.’ Davy verzweeg zijn drank- en drugsgebruik. ‘De therapie heeft me zeker geholpen, maar ik had er nog veel meer uit kunnen halen als ik maar eerlijk was geweest.’

Rugzak

Davy blijft goede en slechte periodes afwisselen. In een periode dat het best goed met hem gaat en hij bij zijn tante overnacht, brengt hij zijn dagen door met kilometerslange wandelingen. Ook houdt hij ervan musea te bezoeken, of op een bankje in het park te zitten. ‘Toen ik weer eens op een bankje zat, werd ik uitgescholden door een kind. ‘He zwerver! Daar is die zwerver weer!’ En die ouders liepen langs en die waren gewoon aan het lachen. Dat vond ik verschrikkelijk. Tel je dan echt nergens meer mee? Ik had wel altijd een rugzak om, dus die rugzak was zichtbaar, maar die andere rugzak, die je mentaal met je meedraagt, die is niet zichtbaar.’

In 2019 komt hij via een hulpinstantie in aanmerking voor een woning. Zonder overleg krijgt hij een woning toegewezen die te ver bij zijn zoontje vandaan is, en daarom weigert hij die. ‘Toen werd me geadviseerd naar het slaaphuis te gaan, maar daar wil je nog niet dood gevonden worden, zo smerig is het daar. Bovendien heb je daar een gebruikersruimte en ik was net van mijn verslaving af. Ik wilde niet tussen de zware gebruikers gaan zitten, want dan moest ik wel heel erg sterk in mijn schoenen staan. Dus ik zei: dat doe ik niet, dan ga ik de straat op.’

Tentje

Hij kent een vrouw die met toestemming van de eigenaar op een landgoed verblijft en vraagt de landeigenaar of hij daar ook zijn tentje mag opzetten. Dat mag. Zes maanden lang woont hij in een tent. ‘Voor mij was dat buitenleven eigenlijk gewoon wel goed. Ik kwam in een compleet nieuw ritme. Als je in een tent slaapt, word je vanzelf wakker door de zon die opkomt. En ’s nachts had ik veel minder last van herbelevingen.’ Zijn creativiteit en overlevingsskills komen goed van pas. Hij zet zijn tent op pallets, gebruikt nooddekens van aluminiumfolie om het warm of juist koel te houden, bakt eitjes boven een stel kaarsen met koperen deksels en maakt van zwarte zakken een buitendouche.

Het alleen-zijn gaat hem goed af. ‘Al van kleins af aan ben ik alleen. Dus dat was niet nieuw voor mij. En ik heb altijd overal voor moeten vechten. Iedere meter vrijheid die ik heb, die heb ik zelf gecreëerd. Ik denk dat dat uiteindelijk wel een voordeel is geweest. Ik heb het straatleven kunnen overleven, juist door alles wat er vroeger is gebeurd.’ Hij geniet van het vuurtjes maken en het barbecueën. ‘Dat vond ik echt top. Het kind in mij kwam naar boven. Wat ik in mijn kindertijd niet heb mogen doen, dat heb ik toen ingehaald.’

Niet thuis

Als het kouder en natter wordt, heeft dat zijn weerslag op Davy. Hij wordt depressief. ‘Op een gegeven moment kreeg ik contact met jongens waar ik vroeger verkeerde dingen mee heb gedaan. Die zeiden: je hoeft niet zo te leven, je kan gewoon goed geld verdienen. Maar ik wilde niet op hun aanbod ingaan. Tegelijkertijd wilde ik ook niet meer in de tent blijven en ook niet terug de hulpverlening in. Toen dacht ik echt: misschien is het wel beter om er een einde aan te maken.’ Gelukkig grijpt een oudere vrouw bij wie hij wel eens klusjes doet in en zo komt Davy toch weer binnen bij de hulpverlening. Het betekent het begin van de ommekeer.

Hij krijgt al snel een kamer en gaat vrijwilligerswerk doen bij ouderen met beginnende dementie. ‘Iedere morgen ging ik om 8 uur linksaf, naar mijn vrijwilligerswerk, terwijl de anderen allemaal rechtsaf gingen naar de Albert Heijn, om bier te kopen.’ Ruim vier geleden verhuist hij naar een eigen huurwoning, waar hij de eerste twee jaar ambulante hulpverlening krijgt. ‘Dit is het eerste adres waar ik al zo lang woon. Ik heb in 45 jaar wel 24 inschrijfadressen gehad.’ Toch voelt het huis nog steeds niet als zijn thuis. ‘Ik kan me niet thuis voelen. Ik denk dat ik dat maar moet accepteren. Net als dat ik bang ben om een relatie aan te gaan, omdat ik niet opnieuw gekwetst wil worden.

Toekomst

Davy had niet verwacht dat hij ooit zelf werkzaam zou zijn ‘in het veld’ en dak- en thuisloze mensen zou bijstaan. Binnenkort start de gemeente een pilot waarbij ervaringsdeskundigen worden ingezet als veldwerkers, maar eigenlijk is hij daar al mee bezig. ‘Ik ben al volop contacten aan het leggen. Ik weet hoe het is op straat. Dat geeft vertrouwen. Veel handhavers kunnen niet met dak- en thuisloze mensen omgaan. Die gaan meteen boetes uitschrijven. Daarmee duw je mensen alleen maar verder weg. Het is goed dat we straks naar mensen toegaan in plaats van dat verwacht wordt dat mensen naar de instanties gaan. En ik denk dat mensen opvangen nog altijd goedkoper is dan ze aan hun lot overlaten.’

Hij ziet zichzelf niet als rolmodel, maar wel als voorbeeld van wat mogelijk is. ‘Ik kan je wel op weg helpen, maar je zult het zelf moeten doen. Mensen zijn vrij in hun keuze. Willen ze wel, of niet? En als ze al iets willen, bepalen zij zelf het tempo. Niet meteen voldoen aan veel te hoge verwachtingen, maar stap voor stap.’ Net als Davy zelf heeft gedaan. ‘Uiteindelijk heb ik het gewoon goed gedaan. Vroeger ging ik naar een café en begon het drank- en drugsgebruik weer van voren af aan. En dan duurde het weer drie, vier maanden voordat ik die cirkel kon doorbreken. Dat heb ik nu gelukkig niet meer, omdat ik eindelijk weer eens met mijn eigen toekomst bezig ben.’