Er is niks. Behalve een uitzichtloze situatie

Amir (39) ontvluchtte het regime in zijn geboorteland. Zijn leven liep gevaar. Na alle verschrikkingen onderweg, belandde hij door toeval in Nederland. Sindsdien staat zijn leven stil. De uitzichtloosheid is gekmakend. Daar heeft zijn – inmiddels verkregen – verblijfsvergunning nog nauwelijks iets aan kunnen veranderen.

‘Ik was enorm in de war toen ik hier aankwam. Tijdens de gesprekken met de IND vertelde ik mijn verhaal. Maar mijn hele lichaamstaal was één en al stress. Mijn ogen schoten alle kanten op, van links naar rechts. Mijn handen waren rusteloos. Ik kon nauwelijks stilzitten. Ik zag ze kijken naar hoe ik me gedroeg. Ze geloofden niet dat ik de waarheid sprak, mijn aanvraag werd afgewezen. In de vijf jaren die er volgden, heb ik hulp gehad om de gebeurtenissen te verwerken. Een jaar geleden vertelde ik de IND precies hetzelfde verhaal, maar dan rustig. Ik heb nu een verblijfsvergunning.

In mijn thuisland was ik IT’er. Ik had er een eigen bedrijf. Vanwege mijn geloof maakte ik deel uit van een minderheidsgroep. Ik liet mijn stem horen, samen met anderen. Onze kritiek had een hoge prijs. Op een dag drong de politie mijn huis binnen. Ik kan niet vertellen wat er daarna gebeurde, het is te heftig, dat verhaal wil niemand lezen. Ik ben gevlucht. Alles liet ik achter: mijn familie, mijn huis, mijn vrienden, mijn land. Het was een tocht vol wreedheden. Door de bossen, over zee. Toen ik in Nederland aankwam, kreeg ik onderdak in een voormalige gevangenis. Ik was zo dankbaar, eindelijk een veilige plek.

De afwijzing van de IND zette mijn leven op een doodlopende weg. Zonder geldige verblijfspapieren ben je hier niemand. Je leeft in de schaduw van je bestaan, je hebt geen enkel recht. Je mag niks. Niet werken. Niet studeren. Je situatie is uitzichtloos, elke hoop wordt je ontnomen. Dag in dag uit, maand in maand uit – en dat jaren lang. Alle deuren naar de samenleving zijn dicht. Het is vernederend. Als bij jou bijvoorbeeld een kies afbreekt, kun je die laten fixen. Ik kan hem alleen ergens gratis laten trekken. Ik ben er al heel wat kwijt.

Om het vol te houden ben ik mezelf gaan zien als een machine. Al je gevoelens schakelen dan uit: er is geen teleurstelling, geen hoop, geen verdriet, geen pijn, niks. Uiteindelijk ben je dan alleen nog maar je lijf. Je ziel is niet meer hier. Ik zie het ook bij anderen die in dezelfde situatie zitten als ik. Als je in hun ogen kijkt zie je: er is niemand thuis. Het zijn zielloze lichamen.

Al die jaren dacht ik: als ik mijn verblijfsvergunning krijg dan ben ik uitzinnig blij. Eindelijk rust. Een week onbezorgd slapen. Genieten van het leven. Maar toen het zover was, voelde ik geen geluk. Ik voelde helemaal niks. Al mijn gevoel ben ik kwijt. Wat me in die jaren had kunnen helpen? De verblijfsvergunning. Want dan heb je iets in handen om zelf sturing te geven aan je leven, in plaats van dat het systeem controle heeft over jou. Sommigen hebben er zoveel voor over om te blijven, dat zij zichzelf iets aandoen. Ze hopen dan om humanitaire redenen niet over de grens te worden gezet.

Hoe het nu met me is? Ik weet het eigenlijk niet. De verblijfsvergunning brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Ik maak volop kennis met de bureaucratie. Zo miste de gemeente gegevens die zij van het COA had moeten krijgen. Intussen lag alles stil. Vaak heb ik geen idee bij wie ik moet zijn met mijn vragen over wonen, werken, inburgeren. Eindeloos bel ik, mail ik, schrijf ik brieven.

Waar ik van droom? Ik weet het niet. Eigenlijk heb ik geen dromen meer. Er is in mijn leven zoveel stukgegaan de afgelopen jaren. Niet dat ik depressief ben, maar er is alleen nog stilte in me. Misschien kan iemand me een zetje geven om nieuwe dromen te maken. Ik weet dat het me gaat lukken, uiteindelijk. Daar ben ik gelukkig koppig genoeg voor.’

Tekst door Cecile Vossen